Liefdes zijn als
sterren
die fonkelen tussen de
wolken
van mijn zorgen. Hoor
ze tikken
tegen het raam. Zonder
mij
zijn ze verloren.
Liefdes doven, maar
blijven achter
in een andere tijd. Ze
kennen elkaar
niet,
de lichtjaren komen
zich moeien
in mijn kosmos van
herinnering.
Laat ik voor jou een
plek zoeken.
Het is koud en het
regent:
de nacht weet geen
raad
met je glimlach
die eeuwig wil
stralen.
Laat ik mijn leven
op temperatuur houden
en de warmtedood van
het heelal
in jouw ogen
uitlachen.
Want morgen ga ik je
fluisteren
hoeveel ik van je houd
wanneer je verdwijnt
in de gloed van mijn
dageraad,
de nieuwe morgen
van een gedicht.